Rapport informateur

Het is voor onze buurtvereniging handig als gedeputeerde Han Weber weer in het bestuur van de provincie komt, anders moeten we een nieuwe bestuurder weer op de hoogte brengen van onze zorgen met betrekking tot het ontwerp-beheerplan Zouweboezem. Totdat het nieuwe bestuur geformeerd is blijft Han Weber demissionair gedeputeerde.

[pdf title=”Rapport informateur” height=”1015px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/rapport-informateur/rapportage-informateur-provincie-zuid-holland-c/[/pdf]

Ontwerp‑waterbeheer-programma 2016-2021

Bekendmaking

Een zienswijze bekendmaken aan het waterschap kan tot 28 april 2015.

[pdf title=”Inspraak Ontwerp-waterbeheerprogramma 2016-2021″ height=”900px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/wp-content/uploads/wsb-2015-1982.pdf[/pdf]

Onwerpbesluit

Zie paragraaf:

4.7 Natte natuur

[pdf title=”Ontwerp-waterbeheerprogramma 2016-2021″ height=”900px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/wp-content/uploads/bijlage-1-ontwerp-wbp-2016-2021v21.pdf[/pdf]

Een beheerplan uit 1978

Beheersplannen50Uittreksel voor de Zouweboezem

Gegevens voor de Zouweboezem uit het verslag van een 6-maands afstudeer-onderzoek voor het vak Natuurbeheer van de studierichting Bosbouw aan de Landbouw Hogeschool Wageningen, van T. de Gelder, december 1978.

Wordt vervolgd...

 

1.2 Inleiding

In het kader van de nieuwe bos- en natuurbijdrageregelingen en subsi­dies voor (het beheer van) natuurreservaten, dient de Stichting “Het Zuidhollands Landschap” binnen afzienbare tijd te beschikken over be­heersplannen voor haar eigendommen. Daarnaast is gezien vanuit het praktische beheer zeer gewenst over dergelijke plannen te beschikken omdat er vele veranderingen in beheer en eigendommen zelf plaatsvinden o.a. door beïnvloeding vanuit de om­geving. Ook de steeds groeiende inzichten in het optimale beheer maken het gewenst beheersplannen op schrift te hebben. Doel van het onderzoek is de basisgegevens van de 4 genoemde terreinen bijeen te brengen en op grond daarvan richtlijnen voor het beheer op te stellen. Het rapport bestaat uit 2 delen:

Deel I is een beschrijving van de terreinen, met name de cultuurhistorie, het abiotische milieu: geologie, bodem en waterhuishouding en het biotisch milieu: flora en vegetatie en fauna. Verbanden werden ge­legd tussen abiotisch en biotisch milieu en de diverse aspekten van het biotisch milieu onderling. Voorzover mogelijk worden de aanwezige biologische waarden vergeleken met de vroegere aan de hand van archief- en literatuuronderzoek.

Deel II behandelt de voorgestelde beheersrichtlijnen. Na de problemen beschreven te hebben, worden een aantal doelstellingen geformuleerd voor de reservaten afzonderlijk; hierbij krijgt behoud van de aanwe­zige natuurwaarden de hoogste prioriteit. Verder komen aan de orde: mogelijkheden voor recreatie, financiële aspekten van het beheer en de voorschriften op het gebied van de planologie. Om de praktische bruikbaarheid zo groot mogelijk te doen zijn, worden de vier terreinen afzonderlijk in al hun facetten beschreven.

2.1 Zouweboezem

De Zouweboezem bestaat uit 2 boezemvaarten (Oude en Nieuwe Zederik) met brede oeverlanden en behoort tot de gemeenten Ameide en Meerkerk (Alblasserwaard) en Lexmond (Vijfheerenlanden) en vormt de grens tus­sen de Ablasserwaard en de Vijfheerenlanden, voorzover gelegen tussen de kernen van Ameide en Meerkerk, Provincie Zuid-Holland, topografische kaarten 38E en 38F. De grootte van het komplex Zouweboezem bedraagt ongeveer 100 ha.; 80% is eigendom van de Stichting “Het Zuidhollands Landschap”.

De gemeentelijke band met de Alblasserwaard is de enige band die de Zouweboezem kent met deze waard; waterstaatkundig behoort het terrein geheel tot de Vijfheerenlanden. Westelijk van de Zouweboezem liggen de open, diepe polders van de Alblasserwaard; oostelijk van het terrein liggen de besloten, klein­ schalige polders van de Vijfheerenlanden. Hiertussen ligt de Zouwe­boezem als een lang, smal lint; ze springt direkt in het oog door de afwijkende waterhuishouding en het afwijkende landschapsbeeld.

Een boezem wordt gebruikt als waterreservoir: overtollig water uit de polders wordt hier tijdelijk opgeslagen alvorens op de rivieren ge­loosd te worden, water wordt echter ook weer ingelaten in de polders bij droge perioden. Zeshonderd jaar klink heeft ertoe geleid dat het maaiveld in de om­ringende polders anderhalve meter lager ligt dan in de Zouweboezem. Uitgestrekte rietvelden en tientallen percelen griend verlenen de Zouweboezem haar eigen gezicht.

De boezem is nog steeds van belang in waterstaatkundig opzicht: de polders Achthoven en Lakerveld malen af op de Zouweboezem of ontvangen van hieruit hun inlaatwater. Bij afmalen vloeit het water zuidwaarts af naar het Merwedekanaal en via het Kanaal van Steenenhoek wordt het water uiteindelijk op de Merwede geloosd (zie kaart I).

De westelijke grens, de slaperdijk Zouwendijk, is verrijkt met 3 wielen: van noord naar zuid gaand zijn dat De Zouwe (met eendenkooi), het Nieuwe wiel en het Hoenderwiel; alle 3 wielen vallen buiten het reser­vaat Zouweboezem.

Op de Achthovense Zederikkade, de oostgrens van de Zouweboezem, staat één funktionerende watermolen “De Hoop” en 2 restanten van watermolen’s “De Plukkop” en de “Nieuwe Achthovense Watermolen”.

Eveneens langs de Achthovense Zederikkade liggen diverse vochtige kade­ landjes, een paar percelen schraalland in polder Achthoven, een popu­lierenbos en een opgespoten griend. Ze behoren niet direkt tot de Zou­weboezem; wel eigendom van de Stichting “Het Zuidhollands Landschap”. Ze staan beschreven in dit rapport omdat ze onlosmakelijk verbonden zijn aan de Zouweboezem.

Een storend artefakt vormt de in 1960 aangelegde Rijksweg 27. Geluidshinder, het splitsen van het terrein in 2 delen en diverse met veen ondergespoten terreindelen zijn enige negatieve gevolgen van deze weg.

Verslag bestuursvergadering

Maandag 16 februari zijn we als kersvers bestuur van de buurtvereniging voor het eerst bij elkaar geweest.

Behalve wat administratieve zaken, zoals de oprichtingsakte van de vereniging, de inschrijving in de Kamer van Koophandel en de ledenadministratie hebben we het gehad over onze communicatie met onze Facebook pagina, onze nieuwe website en de gesprekken die we gehad hebben met:

  • Heemraad van Waterschap Rivierenland Arie Bassa,
  • Wethouder van gemeente Zederik Goof Bos en
  • Projectleider van het Zuid-Hollands Landschap Warner Reinink.

Aan de orde kwam dat de belangrijkste spelers voor het beheerplan van de Zouwboezem van de Provincie Zuid-Holland nog niets van zich hebben laten horen.

We zetten hier een tandje bij en zorgen dat iedereen weet dat de Bewonersverening Zouweboezem tegen een damwand in de Zederik en een peilverhoging in de Zouweboezem is.

Ook hebben we een goed contact gelegd met SIMAV, de stichting met de lange naam: “Stichting tot Instandhouding van Molens in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden”.

Deze stichting zit al langer in de project- en adviesgroep Natura 2000-beheerplan Zouweboezem en is ook tegen peilverhoging.

Tot zover dit verslag.

Het bezoek van het ZHL op dinsdag 27 januari

Het bezoek brengt aan het licht dat het ZHL het peil graag omhoog wil, maar op een ander tijdstip. Namelijk nadat het riet is gemaaid en in het broedseizoen van de purperreiger. Als het rietland onder water staat dan zal dit de vossen ervan weerhouden om naar de nesten van de reigers te gaan om daar prooi te vangen.

Normaal hebben purperreigers een nest van enkele tientallen cm hoog tussen rietstengels gebouwd, hoog genoeg om geen last te hebben van een peil dat het rietveld onder water zet.  Maar omdat roofdieren zoals de vos bij de gemiddelde waterstand over de rietvelden kunnen lopen en de nesten kunnen plunderen zijn de reigers uit noodzaak, in de bomen nesten gaan bouwen.

Page_05
Nieuw riet en dotterbloemen op geplagde grond

De rapporten en de visies van diverse instanties zijn aardig verschillend:

Terwijl in één rapport staat: om het peil in oktober door natuurlijk verloop (regenwater dat niet wordt weg gemalen) te laten stijgen en pas in het voorjaar te laten zakken tot het gemiddelde peil.

Zegt de ander: omhoog vanaf de maaitijd tot eind van het broedseizoen.

Dit zijn dus al twee verschillende visie’s over het peil, wat niet wegneemt dat in alle gevallen het water voor een bepaalde tijd op 110 cm + NAP komt te staan, wat voor ons veel te hoog is.

Mijn vraag aan het ZHL: als over een aantal jaren het wortel pakket weer dikker is geworden dan zal die 110 cm + NAP niet meer voldoende zijn om het riet onder water te kunnen zetten, en dat we dan weer het zelfde probleem hebben.

Antwoord van het ZHL: Dat is inderdaad zo, en dat er dan toch afgeplagd moet gaan worden.

Mijn idee:  Is een optie waar ik nog geen van de tegenpartijen over heb gehoord, zij onderzoeken opties die vreselijk veel geld kosten of die bijna niet uitvoerbaar zijn. Een andere oplossing zou kunnen zijn, sowieso het riet afplaggen.

Net voor aanvang van het maaiseizoen, het peil verlagen, dit kan door de sluisdeuren in meerkerk dicht te zetten (ze staan in ieder geval al de goede kant op) en na het maaien, kan het peil weer omhoog zodat het riet weer onder water staat.

Is nog een veel goedkopere oplossing ook, want afplaggen moet  toch gebeuren, is het niet nu dan over een paar jaar. Het geld voor de bouw van een stuw kun je dan gebruiken om de sluisdeuren te restaureren zodat ze beter sluiten.

Ik vind een stuw ook helemaal niet in het cultuur historisch landschap van de Oude Zederik passen, en het gebied blijft één geheel van Meerkerk tot Sluis.

En de Oude Zederik blijft het grootste deel van het jaar toegankelijk voor kleine vaartuigen, van het Merwedekanaal tot Sluis. Zodat het gebied toegankelijk blijft (één van de voorwaarden van een Natura 2000 gebied) voor het publiek.

Wateroverlast Kooihuis

De overlast die ik ga ondervinden bij de voorgestelde peilverhoging: De kelder komt minimaal 10 cm blank te staan. Elektrische apparatuur, zoals koelkast-vrieskist komen in het water, alle daar verder opgeslagen zaken zullen direkt waterschade onder vinden. Daarbij heeft deze woning houten vloeren die door het vocht zullen worden aangetast en het vocht zal verder in de muren trekken en ook door de vloer in huis terecht komen, wat onze gezondheid niet ten goede komt.

Wateroverlast Zouwendijk 2

Zouwendijk 2 in Sluis, is een dienstwoning geweest van het Zuid-Hollands Landschap, voor de beheerder van de eendenkooi De Zouwe. Het bestaat eigenlijk uit twee woningen, het kleine huisje aan de linker zijde op de foto dit is gebouwd in 1905, later is de rechtse woning met kelder tegenaan gebouwd in 1915, al met al zo’n 100 jaar oud.

zouwendijk 2-1982 001

Peil Zouweboezem in streefpeilbesluit Linge

Bron: Waterschap Rivierenland
Update: Nieuw streefpeilenplan Linge

LingePand14

Kenmerken gebied

Lingepand 14 is het meest benedenstrooms gelegen pand. De Linge volgt tot aan Gorinchem haar natuurlijke loop en langs de Linge zijn uiterwaarden aanwezig die onder invloed staan van het peil dat in pand 14 is opgelegd. Vanaf Gorinchem stroomt de Linge via het Kanaal van Steenenhoek verder, waar het vervolgens bij Hardinxveld via het Kolffgemaal uit komt in de Boven Merwede. Het Kolffgemaal heeft een capaciteit van 60 m³/s, hiervan wordt 15 m³/s bepaald door de afvoer voor Vijfheerenlanden (via het Merwedekanaal). In droge perioden kan het Kolffgemaal tevens water inlaten.

Langs de Linge zijn enkele aanliggende gronden aanwezig die onder invloed staan van het peil dat in pand 14 is opgelegd. De functie natuur speelt in dit pand een belangrijke rol in het gebruik van de uiterwaardgronden. Het gebruik van de overige gronden is met name agrarisch en recreatief van aard. Ook een deel van de bebouwing van Geldermalsen, Leerdam en Gorinchem staan onder invloed van het peil dat in pand 14 wordt opgelegd. Nabij Leerdam en Kedichem maakt het pand deel uit van een VHR-gebied. Bij Leerdam is eveneens een ecologische verbindingszone aangewezen.

Vastgestelde peilen

Zomerpeil:          0,80 m
Winterpeil:          0,80 m

Praktijk peilen (behoudens extremen)

Maximaal:           0,90 m
Minimaal:            0,80 m

Het maximaal gehanteerde peil is hoger dan het vastgestelde peil, omdat vanuit de landbouw meer aanvoer gevraagd wordt.

Gewenst vanuit afvoer en aanvoer

Peil ten tijde van aanvoer:          verhoging van het huidige peil
Peil ten tijde van afvoer:             handhaving van het huidige peil

Gewenst vanuit natuur/kwaliteit

Het beleid ten aanzien van natuur staat voor het tegengaan van verdere verdroging. Verlaging van de peilen is daarmee vanuit natuur niet gewenst. Het is wenselijk (onder andere van uit de VHR) een natuurlijke dynamiek te handhaven.

Vanuit de VHR moet het beheer zich richten op de bescherming van vogels en de instandhouding van de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De genoemde richtlijnen hebben betrekking op de gebieden Diefdijk-Zuid en Zuider Lingedijk. Hier worden onder andere de kamsalamander, bittervoorn, kleine en grote modderkruiper aangetroffen.

Gewenst vanuit landbouw/bebouwing

De gemiddelde maaiveldhoogte van landbouwgebieden bedraagt circa NAP +2,70 m, de drooglegging is circa 2,00 m. Gezien de grote drooglegging is een peilverhoging wenselijk. Het theoretisch maximale peil dat met waternood is bepaald, bedraagt echter NAP +0,85 m. Hieruit blijkt dat een peilverhoging niet wenselijk is. Voor de bebouwing is de drooglegging voldoende. Op enkele plaatsen ligt de bebouwing echter dicht bij de Linge. Hier is de drooglegging beperkt.

Gewenst vanuit scheepvaart/recreatie

Indien het peil in de Boven Merwede lager is dan NAP +0,75 m is in de Linge geen scheepvaart meer mogelijk. Het Kolffgemaal bij Hardinxveld kan water inlaten, inpompen, uitmalen en spuien. Bij een peil hoger dan NAP +1,2 m bij Asperen (benedenstrooms van de Julianastuw) is scheepvaart ook niet meer mogelijk. Ten behoeve van de doorvaarbaarheid is een peilverlaging niet wenselijk.

De inrichting en oeverbeschoeiing langs het meest benedenstrooms gelegen pand is gesteld op een hoogte van NAP +1,05 m. Dit is gebaseerd op een peil van NAP +0,80 m en een toegestane vaarsnelheid van 7,5 km/uur (voor recreatie- en beroepsscheepvaart), hierbij treedt een golfslag van 25 cm op. Bij verhoging van het peil (bij de huidige toegestane vaarsnelheid) kunnen de oevers beschadigd raken als gevolg van golfslag. Een verlaging van de vaarsnelheid kan dit eventueel voorkomen. Een verlaging van circa 7,5 km/uur naar 6 km/uur betekent een vermindering van de golfslag met circa 20 cm. Voor de scheepvaart is een peilverhoging niet wenselijk. Dit geldt met name in de zomer en het najaar wanneer sprake is van relatief veel recreatievaart.

Lingepand 14 heeft een zeer belangrijke bergingsfunctie, die niet aangetast mag worden door een eventuele peilverhoging. Vanuit de berging is het daarom niet wenselijk het peil te verhogen.

Peilafweging

Er zijn in dit pand diverse aspecten die een peilverandering onwenselijk maken. Zo is vanuit de bergingsfunctie en een deel van de woningbouw een peilverhoging onwenselijk. Een peilverlaging levert problemen op voor de scheepvaart en is niet wenselijk vanuit natuur en de landbouw.

Voorgesteld wordt het huidige peil te handhaven, met als aanvulling een marge van 10 cm naar boven in het voorjaar. Dit betekent niet een volledig ‘natuurlijk’ peilbeheer, maar wel een hoger peil in het voorjaar. Met name dit laatste is vanuit ecologisch oogpunt belangrijk. De restrictie is dat er geen sprake is van extreme neerslag in het vooruitzicht of dat er sprake is van een zeer natte periode. In dit geval zal hier op geanticipeerd worden door het peil in te stellen op het streefpeil van +0,80 m, zodat de berging maximaal is. In feite wordt met dit voorstel de huidige situatie geformaliseerd.

Opmerkingen

  • Het streefpeilbesluit dat voor de Linge wordt opgesteld is van een andere aard dan de peilbesluiten die doorgaans worden Voor poldergebieden vormt bijvoorbeeld de drooglegging van landbouwgronden die bediend worden door het oppervlaktewater een belangrijke peiler voor het peilbesluit. Voor de Linge is drooglegging niet van primair belang, maar ligt de nadruk op de waterloop zelf. De aan- en afvoer van water zijn de belangrijkste functies van de Linge. Dit is van invloed op de peilafweging
  • Aanvoerpeil ligt tussen van NAP +0,80 en +0,90 Tussen deze grenzen is er in principe altijd voldoende aanvoer van water mogelijk. Bij extreme watervraag kan peil worden opgezet tot het maximum
  • Voor het afvoerpeil wordt het huidige winterpeil De bergingscapaciteit blijft daarmee behouden
  • Gezien de lengte van pand 14, is er sprake van een bepaald peilverloop in het Het verloop van het peil is sterk afhankelijk van de situatie. Indien er geen afvoer plaatsvindt, is er in het pand geen verloop in het peil. Bij een (normale) afvoersituatie treden globaal de volgende peilen op:
    – NAP +0,70 m bij Hardinxveld
    – NAP +0,80 m bij Gorinchem
    – NAP +0,90 m bij Geldermalsen
    Deze peilen gelden alleen tijdens afvoer (spuien en/of pompen).
  • De natuurlijke dynamiek die wordt ingebracht met de tijdelijke verhoging in het voorjaar, komt ten goede aan de VHR-gebieden en ecologische Verdere verbetering van deze gebieden en kan bijvoorbeeld bereikt worden met inrichtingsmaatregelen (aanleg natuurvriendelijke oevers). Waar mogelijk wordt dit in diverse projecten meegenomen
  • Voor het Kanaal van Steenenhoek is een maximum peil van NAP +2,44 m Rekening houdend met de voorgestelde marges rond de aanvoer- en afvoerpeilen, zal dit peil (buiten mogelijke extreme omstandigheden) niet overschreden worden
  • Een verlaging van het peil kan ongunstig zijn voor archeologische en cultuurhistorische waarden. In pand 14 worden de huidige praktijkpeilen niet gewijzigd en door de peilen strikter te handhaven, zal over het algemeen de peilafwijking en dan met name het uitzakken van de peilen minder aan de orde zijn. Hierdoor zal de situatie niet verslechteren voor archeologische en cultuurhistorische waarden

Stuwpeilen en verhang

De genoemde streefpeilen gelden als gemiddelde peilen in het midden van het pand in een afvoer- of aanvoersituatie. Als gevolg van natuurlijk verhang binnen een Lingepand zal de waterstand bovenstrooms in het pand hoger en benedenstrooms bij de stuw lager zijn dan het gestelde streefpeil. Uit de huidige meetgegevens blijkt dat het verhang binnen de panden over het algemeen varieert tussen 0 en 10 cm.

Bij pand 14 zal het peilverloop binnen het pand anders zijn dan bij de andere panden. Bij een wateraanvoersituatie wordt de hoeveelheid in te laten water er op gestuurd dat er geen water meer over de laatste stuw wegstroomt. Dit betekent voor pand 14 dat er geen water wordt uitgelaten. Het peil is dan in het hele pand gelijk, er is geen verhang in deze situatie. Bij een waterafvoersituatie is er wel sprake van een verhang. Door de lengte van het pand is het peilverschil tussen bovenstrooms en benedenstrooms groter dan bij de andere panden. In een normale afvoersituatie bedraagt dit peil ongeveer 20 cm. Dit betekent dat het benedenstroomse peil 10 cm onder streefpeil (NAP +0,70 m) ligt en het bovenstroomse peil 10 cm boven streefpeil (NAP +0,90 m).

In de huidige situatie worden bij een peil van NAP +13 m of hoger bij Lobith de stuwen Krakkedel, Karbruggen, Kraaienstraat en Rijksweg op zomerpeil gezet in verband met het tegengaan van kwel. Voorgesteld wordt deze maatregel te handhaven bij het nieuwe streefpeilbesluit en bij het genoemde peil bij Lobith de stuwen op aanvoerpeil in te stellen.

Analyse peilen

  • Oppervlakte pand 14 is 1500 ha
  • Gemiddelde maaiveldhoogte is NAP +2,60 m
  • Percentage landbouw/fruitteelt is 30% / 9%
  • Maaiveldhoogte landbouw: NAP +2,70 m
  • Percentage bebouwd gebied is 16%
  • Maaiveldhoogte bebouwd gebied: NAP +4,45 m
  • Percentage bos en natuur is 23%
  • Maaiveldhoogte bos en natuur: NAP +1,37 m
  • Hoogte oever pand 14 is NAP +1 à 2 m

Opmerkingen van de Buurtvereniging