Het veenweidedossier



Bron: LANDWERK # 5/6 / 2017
We naderen het moment van kanteling

Vier opinies over de toekomst van de veenweiden in Nederland in tijdschrift LANDWERK.

… Bovendien krijgen we steeds beter zicht op de samenhangende problemen die gaan ontstaan als we doorgaan met onszelf naar de bodem malen.

In Friesland is het gevolg dat de moerasnatuurgebieden als eilanden steeds wat hoger komen te liggen en onherroepelijk gaan ‘leeglopen’ naar de dalende omgeving. …

het-veenweidedossier

Parijs, een klimaatakkoord: wat betekent dit voor waterbeheer?

Bron:   WATER GOVERNANCE - 01/2017 - ENERGIETRANSITIE - 11
Auteur: Willem Bruggeman – Strategisch adviseur bij Deltares

Relatie tussen de evolutie van watermanagement en daling van veenbodems in Nederland. Ontwatering leidt tot oxidatie van veenbodems.

Gevolg: een hoge emissie van CO2 en bodemdaling (subsidence) die sneller gaat dan de zeespiegel stijgt.

De contouren van de nieuwe uitdagingen voor het waterbeheer worden zichtbaar. We mogen wel wat vooruitkijken…

De waterbeheerder in Nederland heeft een groot belang bij beperking van de klimaatverandering. Dat scheelt komende decennia aanmerkelijk in overstromingsrisico’s, wateroverlast en zoetwatertekorten. Maar om de mondiale opwarming beneden de twee graden te houden is het nodig de uitstoot van broeikasgassen zeer snel en vergaand te reduceren. De energietransitie is één ding: het zal moeite genoeg kosten om tijdig over te schakelen naar een duurzame energievoorziening en beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen voor verwarming en voor verkeer en vervoer. Over de bijdrage van water aan de energietransitie, naast zon en wind, is in dit themanummer genoeg te vinden.

Er is echter meer nodig om de doelstellingen van ‘Parijs’ te halen. De reductie van de uitstoot van broeikasgassen vergt transities op het terrein van voedselvoorziening, stedelijke inrichting, natuur en transport. Wereldwijd gaat het om grote veranderingen in land- en watergebruik, nodig om de miljarden nieuwe deltabewoners ruimte en leven te bieden zonder het klimaat verder aan te tasten.

Ook in Nederland heeft dit consequenties voor het waterbeheer. Hoe kunnen we die omschakeling maken?

In dit artikel kijken we eerst naar de strekking van de recente klimaatakkoorden, en vergelijken die met de scenario’s die zijn opgesteld in het kader van het Deltaprogramma, de toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving (WLO) van de planbureaus en de meest recente klimaatscenario’s van het KNMI.

Sociaaleconomische ontwikkelingen en klimaatverandering worden daarin met elkaar in verband gebracht. Zijn de deltaproblemen opgelost met minder dan twee graden temperatuurstijging?

Vervolgens proberen we een indruk te geven van de veranderingen in land- en watergebruik die nodig en mogelijk zijn om bij die doelstelling in de buurt te komen. Daarmee beginnen de contouren van de nieuwe uitdagingen voor het waterbeheer zichtbaar te worden. We mogen wel wat vooruitkijken…

Verkenning: zijn de Deltascenario’s nog actueel?

Het Deltaprogramma houdt rekening met klimaatverandering en met groei van de Nederlandse bevolking en economie in de 21ste eeuw. Daarvoor zijn in 2013 de Deltascenario’s ontwikkeld. Maar wat verandert het klimaatakkoord van Parijs (gesloten in december 2015, al in november 2016 in werking getreden) daaraan? Hoeven we nu niet meer rekening te houden met steeds meer extreme neerslag, hoogwater en droogte? Dat was aanleiding voor de staf van de Deltacommissaris om een verkenning uit te laten voeren naar de houdbaarheid van de Deltascenario’s, en daarbij ook te kijken naar de uitwerking van de KNMI-klimaatscenario’s van 2014. En werpt de WLO-studie van 2015 ‘Nederland in 2030-2050: twee referentiescenario’s – Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving’ van PBL en CPB nieuw licht op de toekomst, bijvoorbeeld op de relatie tussen sociaaleconomische ontwikkelingen en klimaat?

De verkenning werd in 2016 uitgevoerd door Deltares, KNMI en PBL.1 Een blik op de uitkomsten:

De ‘minder-dan-twee-graden’ doelstelling vergt een zeer vergaande vermindering van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen, die ook nog eens snel gerealiseerd moet worden, anders blijft het gehalte in de atmosfeer te lang hoog en gaat de opwarming verder. We moeten denken aan meer dan 80-90% emissiereductie, te bereiken ruim voor 2050. En de effecten zien we pas later, in de vorm van het achterwege blijven van verdere opwarming.

Mocht het niet snel genoeg lukken met die mondiale emissiereductie (en de toegezegde reducties van de betrokken landen zijn nu bij lange na nog niet voldoende), dan ligt het hele speelveld van de KNMI-klimaatscenario’s (2014) en de Deltascenario’s nog open. Met veel vaker extreme neerslag en rivierafvoeren, onder bepaalde condities ook meer kans op drogere zomerperioden en zeespiegelstijging tot een meter aan het eind van deze eeuw.

Met die versnelde zeespiegelstijging is nog iets bijzonders aan de hand. Allereerst reageert de zeespiegel sterk vertraagd op mondiale opwarming, en blijft de stijging dus ook nog decennialang doorgaan als de broeikasgasemissies tot het vereiste niveau zijn teruggebracht. Maar bovendien zou er sprake kunnen zijn van een onomkeerbaar proces door de afbraak van de ijskap van Antarctica, met als gevolg dat de zeespiegel meer dan anderhalve meter zou kunnen stijgen deze eeuw, en nog vele meters nadien.

Adaptatie en mitigatie

Dreigende vooruitzichten dus voor het waterbeheer, en niet alleen in Nederland! Een reden te meer om eens goed te kijken naar onze klimaatadaptatiemogelijkheden (hoeveel zeespiegelstijging kunnen we aan, als het moet, en wat voor alternatieven hebben we?), maar ook naar de veranderingen in land- en watergebruik, transport, energie en stedenbouw die nodig zijn om de broeikasgasemissies voldoende te beperken. Klimaatmitigatie dus.

In de WLO-studie van 2015 zijn diverse ‘aanvullende onzekerheidsverkenningen’ uitgevoerd, onder meer naar de condities voor een ‘tweegradenscenario’.2 Daarin zien we al contouren van de noodzakelijke energietransitie, gecombineerd met veranderingen in transport en landgebruik. Deze verkenning concentreert zich tot nu toe op het gebruik van energie en fossiele brandstoffen in Nederland en beperking van CO2– emissie door bijvoorbeeld ondergrondse opslag. Over die energietransitie gaan de meeste artikelen in dit themanummer van Water Governance. Maar misschien moeten we ook in andere lijnen en mogelijkheden denken, en de vertaling naar waterbeheer, of liever water governance maken. We zullen dan wel steeds de verbinding moeten leggen met de mondiale problematiek, want Nederland kan het niet in zijn eentje opknappen. We sluiten aan bij de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties.3 Hieronder een eerste indicatie.

Stedenbouw

De bevolking van laaggelegen stedelijke gebieden zal komende decennia mogelijk verdubbelen, van 3 naar 6 miljard mensen, voor een groot deel in Azië. Dat is een enorme opgave voor woningbouw, infrastructuur, voedsel-, water- en energievoorziening, maar ook een kans voor duurzame inrichting. Denk aan materiaalgebruik (‘circulaire economie’), transport over water, warmte- en koudeopslag in de ondergrond voor koeling en verwarming. Maar het begint met de locatiekeuze: waar kan het beste gebouwd worden vanuit het oogpunt van bescherming tegen overstroming, watervoorziening, en voorkomen van bodemdaling? Is inpoldering wel zo’n goed idee, ook gezien de energiekosten van voortdurende bemaling? Nederland heeft er ervaring mee. Een goede inrichting kan veel energie en CO2-uitstoot besparen. Ook in ons land zullen regelmatig woonwijken vernieuwd worden. Het kan dan geen kwaad te beginnen vanuit het waterbeheer.

Overstromingsbescherming

Zandsuppletie is het fundament van onze kustbescherming. Dat is niet eenmalig maar gaat permanent door. Hoe sneller de zeespiegel stijgt, hoe meer suppletie om die bij te houden. Ook als er voldoende zeezand beschikbaar is, gaat dit steeds meer energie kosten. Gaan we daarvoor een groot deel van de wind-op-zee gebruiken, of blijven we afhankelijk van fossiele brandstoffen? Het kan misschien anders dan met de huidige zandzuigers.

Transportinfrastructuur

Scheepvaart geldt als een zeer energie-efficiënt transportsysteem, in vergelijking met bijvoorbeeld wegtransport. In het goederenvervoer is nog wel een slag te maken: omschakeling naar minder vervuilende brandstoffen, duurzame energiebronnen. Maar misschien ook naar een fijnmazig distributienetwerk, inclusief pijpleidingen en minicontainers, in West- Europa. Dat kan betekenen dat ons vaarwegennet, meer dan een eeuw oud, er heel anders uit gaat zien.

In de praktijk is de inrichting en het beheer van de grote vaarwegen nogal dominant in de Nederlandse waterhuishouding. Denk aan het handhaven van vaardiepte, open verbinding met zee, sluizen en stuwen. Een duurzame, energie-efficiënte inrichting van vaarwegen of alternatieve transportsystemen kan ook de miljarden kostende vervangingsopgave van ‘natte kunstwerken’ in een ander licht plaatsen.

Voedselvoorziening

Landbouw is de belangrijkste bron voor de voedselvoorziening, wereldwijd. Maar niet alle landbouw is even efficiënt, als het gaat om landgebruik en broeikasgasemissies. Intensieve veeteelt voor vlees- en zuivelproductie maakt gebruik van grote hoeveelheden eiwitrijk graan en soja als krachtvoer. Dat voer wordt grotendeels geïmporteerd. De uitstoot van broeikasgassen door het vee is hoog, zeker per kilogram geproduceerd eiwit. De mondiale ‘footprint’ van de Nederlandse landbouw is daardoor aanzienlijk.

Een duurzame landbouw in Nederland, die helpt om klimaatverandering te beperken, zal dus ook minder intensieve vlees- en melkproductie inhouden, en relatief meer duurzame en klimaat neutrale glastuinbouw.4 Er is dan meer plaats voor extensief grasland, bos en natuur. En die stellen andere eisen aan het waterbeheer: een minder rigide peilbeheer, en minder afhankelijkheid van zoetwater. Misschien valt het met de waterproblemen allemaal wel mee… Voor het veenweidegebied zijn er bijzondere opgaven.

Bodemdaling tegengaan

De vertering van veenbodems als gevolg van ontwatering is een wereldwijd probleem. De CO2-uitstoot door de oxidatie is aanzienlijk. In de bodem opgeslagen koolstof verdwijnt in rap tempo in de atmosfeer. Het effect is vergelijkbaar met het verstoken van fossiele brandstoffen. En vroeger werd inderdaad turf als brandstof gebruikt. In Nederland leidt die vertering van veengebieden tot een maaivelddaling in de orde van een meter per eeuw, al sinds de middeleeuwen. Veel meer dan de zeespiegelstijging dus. Maar niet overal is het veen al op: in laag West en Noord-Nederland gaat het snel door. En peil volgt functie: dus het waterpeil wordt steeds verlaagd om de landbouw mogelijk te maken, en de oxidatie schrijdt voort. Het effect op het klimaat is niet onaanzienlijk: de CO2-uitstoot door veenoxidatie in Nederland wordt geschat op ongeveer 5 miljoen ton per jaar.5 Is dat veel? Misschien niet als we dat vergelijken met de totale huidige broeikasgasemissie in Nederland van ca. 200 miljoen ton CO2-equivalenten per jaar. Een paar procent dus. Maar het telt wel aan als we de totale emissie met 80% of meer willen terugdringen voor een ‘niet-meer-dan-twee-graden’-klimaatscenario. Dan gaat het om 5 miljoen ton op een restant van hooguit 40 miljoen ton CO2, in 2050: bepaald niet te verwaarlozen. Een paar vergelijkingen om dit te illustreren:

  • In het scenario Hoog van de WLO-studie wordt in 2030 jaarlijks 19 miljoen ton CO2 afgevangen en ondergronds opgeslagen (CCS: carbon capture and storage), en in 2050 al 33 miljoen ton. Is het dan logisch om 5 miljoen ton uit veen de lucht in te laten gaan?
  • De windturbine van Schieland en de Krimpenerwaard (zie artikel ‘Water en wind in NL’ in dit nummer) levert jaarlijks een CO2– reductie op van vijfduizend ton. Niet gering, maar de uitstoot door veenoxidatie in Nederland is wel duizendmaal zo groot…

Wat betekent dat voor het waterbeheer? Duizend windturbines neerzetten om de CO2-uitstoot te compenseren? Die zullen al nodig zijn voor onze duurzame energievoorziening.

Misschien is het dan verstandig om toch meer werk maken van het tegengaan van veenbodemdaling, door het stoppen van de voortdurende waterpeilverlaging. Vernatting dus. In veel gevallen betekent dat een extensivering van de landbouw, of omzetting in natte natuur. Dat kan goed passen in een algehele transitie van de landbouw en voedselvoorziening.

En wie gaat dat betalen? Je kunt je afvragen wat vermindering van CO2-uitstoot ons waard is. In de WLO-studie worden verschillende scenario’s gehanteerd voor CO2-emissieprijzen, een belangrijke sturende factor. In 2030 zou het kunnen gaan om 40 euro per ton in WLO-scenario Hoog. Maar in het tweegradenscenario wordt dit al gauw 100 euro per ton, en dubbel zoveel in 2050. Hoe vertaal je dat naar veenbodememissies? Betekent dit dat de grondgebruiker of waterbeheerder in de toekomst voor die emissie moet betalen, net als een industriële gebruiker van fossiele brandstoffen? Of is dit een eeuwenoud verworven emissierecht, en wordt de boer of het waterschap gecompenseerd voor het verminderen van de CO2-uitstoot? Let wel, het gaat dan misschien om 500 miljoen euro per jaar, voor heel Nederland.

Meer dan energietransitie

Met alleen energiebesparing, warmte- en koudeopslag en enkele duurzame energiebronnen redden we het klimaat niet. Al die kleine en grote stappen kunnen bijdragen, maar er is meer nodig, en het mag wel snel gebeuren ook. De waterbeheerder heeft een zeer groot belang bij beperking van de klimaatverandering, en kan daar gelukkig ook veel aan bijdragen, zelfs een voorbeeld geven. Dat vereist wel een zeer actieve houding, en enig vooruitkijken en vooroplopen. Het is niet voldoende om de zaak volgens de normen op orde te houden. De waterbeheerder kan het voortouw nemen bij een andere stedelijke inrichting en locatiekeuze (niet meer bouwen in de polder?), ander vervoer met en over water, ander grondgebruik en peilbeheer (omschakeling naar duurzame landbouw en natuur); en in de eerste plaats het tegengaan van veenbodemdaling. Vanuit governance-perspectief is dat misschien lastig, want je komt op het terrein van anderen: gemeenten, provincies, vervoerders, voedselproducenten. En je kunt je niet beperken tot enkele bekende kerntaken als waterkeren, peil handhaven en waterzuiveren. Dit is integraal waterbeheer in de volle breedte, en dat vraagt om nog meer samenwerking en mogelijk veranderingen in provinciaal en nationaal beleid en financiering.

Klimaatverandering en waterbeheer: wie belang heeft, mag er ook wat tegenoverstellen en het initiatief nemen.

Noten
1 Verkenning actualiteit Deltascenario’s. W. Bruggeman, J. Kwadijk, B. van den Hurk, J. Beersma, R. van Dorland, G.J. van den Born, en J. Matthijsen. Deltares, KNMI, PBL, 2016. https://www.deltares.nl/app/uploads/2016/09/20160906-verkenning-houdbaarheid-deltascenarios-incl-bijlagen.pdf

2 Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Cahier Klimaat en energie. J. Matthijsen, R. Aalbers en R. van den Wijngaard, PBL, CPB, Den Haag, 2015. http://www.wlo2015.nl

3 http://www.un.org/sustainabledevelopment/sustainabledevelopment-goals/

4 Klimaatverandering en de functies van het landelijk gebied. LNV Agenda Klimaat. A. Dolman, P. Kabat, E. van Ierland en R. Hutjes. Alterra rapport 082, Wageningen, 2000. http://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/42600

5 Double Trouble: subsidence and CO2 respiration due to 1,000-years of Dutch coastal peatland cultivation. G. Erkens, M. van der Meulen en H. Middelkoop. Hydrogeology Journal, 2016 http://link.springer.com/article/10.1007/s10040-016-1380-4

Leesvoer voor de vakantie

Bron: PBL (2015), Het Groene Hart in beeld,
      Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

[pdf title=”Het Groene Hart in beeld deel 1″ height=”960px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/leesvoer-voor-de-vakantie/Het-Groene-Hart-1[/pdf]

[pdf title=”Het Groene Hart in beeld deel 2″ height=”960px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/leesvoer-voor-de-vakantie/Het-Groene-Hart-2[/pdf]

[pdf title=”Het Groene Hart in beeld deel 3″ height=”960px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/leesvoer-voor-de-vakantie/Het-Groene-Hart-3[/pdf]

[pdf title=”Het Groene Hart in beeld deel 4″ height=”960px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/leesvoer-voor-de-vakantie/Het-Groene-Hart-4[/pdf]

[pdf title=”Het Groene Hart in beeld deel 5″ height=”960px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/leesvoer-voor-de-vakantie/Het-Groene-Hart-5[/pdf]