Purperreigers in de Zouweboezem

Bron: Bureau Waardenburg bv

boezem

In 2002 is ecologisch onderzoek verricht naar de broedbiologie vanpurperreigers in de Zouweboezem langs de Lek bij Ameide (Zuid-Holland).

Samenvatting van de resultaten

Het onderzoeksgebied (De Boezem) is gelegen naast de Zouweboezem bij Ameide en is een voormalige bergpolder die afgegraven is en waar het waterpeil is opgezet. Het gebied is begroeid met mattenbies en andere helofyten en heeft een groot oppervlak aan plas-dras en ondiep open water. Purperreigers zijn de afgelopen decennia zeer sterk toegenomen in de Zouweboezem (inclusief De Boezem) tot 124 paar in 2002. Uit tellingen in het seizoen bleek dat gemiddeld 7 volwassen vogels gelijktijdig foerageerden in De Boezem (19 ha). De aantallen waren over de gehele dag hoog. In het begin van het seizoen foerageerden de vogels vooral in gemaaide mattenbiesvegetaties in ondiep plas dras land. In de loop van het seizen daalde de waterstand en groeiden de gemaaide gebieden weer dicht. De vogels foerageerden vervolgens meer langs randen van ondiepe sloten en plassen. De waarnemingen aan foeragerende reigers werden sterk bemoeilijkt door de dichte vegetatie. Van de weinige waargenomen prooien bleek een belangrijk deel te bestaan uit volwassen grote modderkruipers. Op gewichtsbasis werd dit aandeel geschat op 75%. Gemiddeld werd eens per drie kwartier een grote modderkruiper gevangen.

In foerageergebieden buiten De Boezem domineerden muizen in het voedselpakket. Dit werd bevestigd door de prooisamenstelling van braakballen en braaksels verzameld bij de nesten. Hierin domineerden eveneens kleine zoogdieren (62%) als prooi, met amfibieën (23%) en vis (15%) daarop volgend. De snelle en volledige vertering door reigers bemoeilijkte de prooiherkenning aanzienlijk en kan de gevonden prooisamenstelling sterk beïnvloed hebben ten gunste van het percentage zoogdieren. Tijdens de prooibemonsteringen in De Boezem, op locaties representatief voor foerageergebieden van purperreigers, bleken kleine en grote modderkruiper het meest talrijk. Op gewichtsbasis was de grote modderkruiper overduidelijk de belangrijkste vissoort. Het gebied bleek niet soortenrijk maar de soorten die er voorkwamen kwamen in hoge dichtheden voor in purperreigerhabitat. De eenmalige tellingen van jongen in de nesten duidde op een redelijk tot goed broedsucces en een goede conditie van de jongen.

De Boezem doet in abiotiek sterk denken aan een vloedvlakte van een rivier. In het voorjaar kent het een relatief hoge waterstand die in de loop van de zomer lager wordt. Bij een peil lager dan 50 cm –NAP wordt door het Hoogheemraadschap water ingelaten hetgeen in de regel in augustus het geval is. Een voordeel van deze beperkte waterinlaat is de semi natuurlijke waterhuishouding. Het systeem is geïsoleerd van het overige oppervlaktewater. Dit en de peilfluctuaties maken het gebied uniek voor pioniersoorten zoals de grote modderkruiper. Deze soort is gebaat bij weinig concurrentie met andere vissoorten en bij wateren met een venige bodem waar delen in voorkomen die zeer rijk aan waterplanten zijn waar ze zich kunnen voortplanten. De soort kan sterke opwarming of indroging doorstaan ten koste van andere vissoorten. Hoewel de soortenrijkdom in een dergelijk systeem niet hoog is, is juist de soortensamenstelling en dichtheid uniek. Elders zeldzame vissoorten zoals de grote modderkruiper kunnen hier zeer hoge dichtheden bereiken zodat ze zelfs geschikt worden als prooi voor reigerachtigen. Juist de pioniersituatie met bijbehorende vegetatie en fauna maakt het aantrekkelijk als foerageergebied voor purperreigers. Een nadeel van de jaarlijkse waterinlaat is instroom van gebiedsvreemd water waardoor de trofiegraad toeneemt. Tevens is het voor pioniersoorten beter om de waterpeilen nog natuurlijker te laten verlopen (opdroging) zodat pioniersoorten in het voordeel zijn ten opzichte van andere soorten. Het verdient dan ook aanbeveling om de waterpeilen in het gebied sterker te laten variëren.

Juist de natuurlijke dynamiek van het systeem en de isolatie ten opzicht van het oppervlaktewater maken het gebied uniek. In de meeste Nederlandse moerassystemen wordt het waterpeil tegennatuurlijk op een hoog zomerpeil en lager winterpeil gehouden. Bovendien wordt gebiedsvreemd water ingelaten en staan vrijwel alle open wateren met elkaar in verbinding. Dit heeft geleid tot een uniform type moeras waarin pioniersoorten vrijwel verdwenen zijn. Juist pioniersituaties kenmerken moerassen in natuurlijke systemen zoals vloedvlaktes en overstromingsgebieden. Dit is reeds uitvoerig beschreven voor vegetaties zoals krabbescheer en waterriet, maar geldt ook voor fauna zoals grote modderkruipers en amfibieën. Dit betekent dan ook dat in nieuwe gebieden en bestaande moerasgebieden bij de inrichting meer plaats moet zijn voor systemen met een (semi) natuurlijke dynamiek.

Zouweboezem op Wikipedia

Bron: Wikipedia

Zouweboezem is een boezem gebied bij Ameide in de Zuid-Hollandse gemeente Zederik, dat tussen 1370 en 1373 werd gegraven om het overtollige water op te vangen uit de polders in de Vijfheerenlanden.

800px-Natura2000_-_Zouweboezem

De boezem is thans een natuurgebied dat in de zomermaanden de broedplaats vormt voor diverse vogels, waaronder de snor en de bruine kiekendief. Hierdoor is het ook een zogenaamd vogelrichtlijn gebied. Een gebied met een oppervlakte van 258 ha is aangemerkt als Natura 2000-gebied.

Gesprek met ZHL

Buurtvereniging Zouweboezem heeft de eigenaar van de Zouweboezem – het Zuid-Hollands Landschap – uitgenodigd voor een gesprek en om te kijken naar percelen aan de rand van de Zouweboezem.

De regiomanager veenweiden van het ZHL, Warner Reinink, heeft de uitnodiging aangenomen en komt dinsdag 27 januari om 10:00 uur naar Sluis 15. Leden van de vereniging zijn kunnen zich aanmelden via Facebook of via E-mail.

Natura 2000

Bron: Regiegroep Natura 2000

Natura 2000: Europese topnatuur!
Samen werken aan natuurbescherming

Beleven, gebruiken en beschermen

16_1

Nederland beschermt al meer dan honderd jaar natuurgebieden. Dat gebeurt door particulieren, door organisaties als Vereniging Natuurmonumenten, de provinciale Landschappen of door de overheid zelf, bijvoorbeeld Staatsbosbeheer. De lidstaten van de Europese Unie (EU) hebben een aantal jaren geleden besloten om de natuurbescherming gezamenlijk te doen. Logisch, omdat planten en dieren zich nu eenmaal niet aan landsgrenzen houden. Denk maar aan trekvogels, die hier in de lente broeden en in het najaar weer vertrekken. Gezamenlijk beschermen is veel effectiever dan ieder land voor zich.

Ruim 160 bijzondere gebieden

De vraag was vervolgens: wát gaan we dan gezamenlijk beschermen? In EU-verband zijn afspraken gemaakt welke gebieden we gaan beschermen. Daarvoor heeft de EU een lijst van planten- en diersoorten opgesteld die zo zeldzaam zijn geworden dat ze extra bescherming nodig hebben. Om deze planten- en diersoorten goed te kunnen beschermen is het ook van belang om hun leefgebieden (habitats) te beschermen. Soms zijn gebieden op zich zo speciaal, dat ze zelf extra bescherming moeten krijgen om niet geheel te verdwijnen. Denk maar aan de zandverstuivingen.  Welke gebieden in aanmerking komen voor bescherming in EU-verband wordt bepaald door het ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie. Voor die gebieden worden aanwijzingsbesluiten opgesteld. Soms zijn het heel grote gebieden, zoals de Waddenzee, maar vaak zijn het kleine bosgebieden of heideveldjes met bijzondere en zeldzame planten- en diersoorten. Alle andere EU-landen hebben hetzelfde gedaan. In Nederland gaat het om ruim 160 gebieden. Al deze natuurgebieden samen heten het Natura 2000-netwerk.

Beheerplannen

De EU-Vogelrichtlijn en de EU-Habitatrichtlijn schrijven voor welke soorten en gebieden in het Natura 2000-netwerk beschermd moeten worden. De lidstaten hebben afgesproken dat elk land zelf mag bepalen hóe ze die bescherming regelen. Zo heeft Nederland besloten om per gebied een beheerplan te maken. De overheid (in het ene geval een ministerie, in het andere geval een provincie) maakt de beheerplannen. De overheid betrekt daarbij overigens altijd de eigenaren en gebruikers van het gebied en de lokale of regionale natuur- en belangenorganisaties. Wanneer een beheerplan gereed is, wordt het ter inzage gelegd en heeft iedereen de mogelijkheid erop te reageren. In een beheerplan staat waarom dat gebied beschermd moet worden, of het goed gaat met de natuur, welk natuurbeheer er moet worden uitgevoerd, wie dat doet en wat de kosten zijn. En ook staat er in wat er wel en wat er niet mag in dat gebied.

Wat mag wel en wat mag niet?

De ruim 160 gebieden werden in de meeste gevallen al beschermd en beheerd. Denk maar aan onze Nationale Parken zoals de Veluwe. Maakt het veel uit dat er nu Natura 2000-beheerplannen komen? Ja, in sommige gevallen verandert er wel degelijk wat. En soms zijn die gevolgen ook best groot voor betrokkenen. Volgens de EU-regels moeten de zeldzame planten- en diersoorten en leefgebieden in Natura 2000-gebieden beschermd worden tegen negatieve invloeden van menselijke activiteiten. Dat geldt ook voor menselijke activiteiten die buiten het natuurgebied gebeuren. In het beheerplan komt dan ook te staan voor welke activiteiten maatregelen moeten worden genomen om die negatieve invloed in het natuurgebied te voorkomen. Doel van het beheerplan is natuurbescherming en bedrijvigheid goed samen te laten gaan.

Omgekeerd geldt hetzelfde: misschien hebben sommige activiteiten helemaal niet zo’n invloed op de planten en dieren in het betreffende gebied. Een mountainbikeroute of wandeltocht hoeft niet altijd schadelijk te zijn voor beschermde planten, als er maar goede afspraken zijn over de paden en routes. Er wordt dus goed gekeken wat er wel en wat er niet schadelijk is voor de kwetsbare, beschermde natuur.

Beleven, gebruiken en beschermen

Het beheerplan is een plan waarin staat hoe de bescherming van natuur kan samengaan met andere activiteiten zoals recreatie en economie. Vandaar ook dat de overheid het steeds vaker heeft over drie begrippen die bij Natura 2000 belangrijk zijn: beleven, gebruiken en beschermen. We kunnen de beschermde natuur beleven. Dat wil zeggen we kunnen er in wandelen, fietsen en tot rust komen. Maar de gebieden worden ook gebruikt voor landbouw of houtteelt en de grote wateren spelen een belangrijke rol voor bijvoorbeeld scheepvaart, visserij, zandwinning en drinkwatervoorziening. En natuurlijk moeten we de natuur beschermen, net zoals Nederland dat al ruim een eeuw doet. Zodat ook generaties die na ons komen nog natuur hebben om van te genieten en te gebruiken.

Beheerplannen

Bron:
Ministerie van Economische Zaken
Beschermde natuur in Nederland:
soorten en gebieden in wetgeving en beleid

Voor elk Natura 2000-gebied moet een beheerplan worden opgesteld. Hierin staat wat er moet gebeuren om de natuurdoelen voor dat gebied te halen en wie dat gaat doen. In de meeste gevallen neemt de provincie het initiatief bij het opstellen van het beheerplan, in andere gevallen is dat het Rijk.

Stadia beheerplannen

Ontwerp-beheerplannen

Op ontwerp-beheerplannen kan een zienswijze ingediend worden, voordat de ontwerp-plannen vastgesteld worden. Hiervoor kan iedereen de relevante stukken digitaal inzien. Voor ontwerp-beheerplannen is het mogelijk om digitaal via internet een zienswijze in te dienen.

Definitieve beheerplannen

Als het beheerplan definitief vastgesteld is, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Belanghebbenden zijn (rechts)personen die rechtstreeks gevolgen ondervinden van de beheerplannen, maar dan moeten zij wel voor het betreffende ontwerp-beheerplan een zienswijze ingediend hebben, of het niet eens zijn met het definitieve beheerplan door een wijziging ten opzichte van het ontwerp.

Voor actuele informatie over de terinzagelegging voor beheerplannen kunt u terecht op de pagina Digitale inzage beheerplannen.

Basisgegevens

Bron:
Ministerie van Economische Zaken
Beschermde natuur in Nederland:
soorten en gebieden in wetgeving en beleid

n2k_105
Gebiedsnr:   105
Natura 2000: Landschap -> Rivierengebied
Status:      Vogelrichtlijn + Habitatrichtlijn
Site code:   NL9802065 (VR) + NL3004006 (HR)
Beschermd:   -
Wetland:     -
Beheerder:   Z-Holllands Landschap, Rijkswaterstaat, Particulieren
Provincie:   Zuid-Holland
Gemeente:    Zederik
Oppervlakte: 258 ha
Landschap

De Zouweboezem vormt in het Groene Hart de grens tussen de grootschalige polders van de Alblasserwaard en de kleinschaligere polders van Vijfherenlanden. Het gebied is smal, langgerekt en strekt zich van noord naar zuid uit tussen de plaatsjes Ameide (aan de Lek) en Meerkerk (aan het Merwedekanaal). De boezem bestaat uit twee vaarten, de Oude en de Nieuwe Zederik, met tussengelegen oeverlanden en slootcomplexen.
In de Vroege Middeleeuwen, vóór de bedijkingen, zorgden allerlei natuurlijke stroompjes en kreken voor de afwatering van dit komgrondengebied tussen Lek en Linge. In deze streek liepen onder meer de riviertjes Zederik (ongeveer op de plaats van het huidige Merwedekanaal) en het Lexmondwater (deels op de plek van de huidige Oude Zederik). Vanaf de 11de eeuw worden dijken gebouwd om wateroverlast te verminderen. De veenstroompjes vormden de toegangswegen voor het ontginnen van de tussengelegen polders. De Linge was in die tijd de hoofdafvoer van het water uit de hele omgeving. Stroomafwaarts traden geregeld overstromingen op, wat de reden was voor de aanleg van de Bazeldijk en Zouwedijk, aan de westkant van Vijfherenlanden, en de Diefdijk aan de oostkant. De sloten in het gebied waterden vanaf die tijd via weteringen af op de Zouwe, Zederik en Linge, die als boezems fungeerden. Hier werd overtollig water enige tijd vastgehouden alvorens te worden geloosd op de grotere rivieren.
In sommige perioden werd het water grotendeels via de Linge naar de Merwede afgevoerd (via een dam bij Arkel), in andere perioden gebeurde dit voornamelijk via de Zouwe naar de Lek (via een dam bij Sluis). In die tijd zorgde de Zouwe voor de afwatering van het overtollige water uit alle polders van het noordelijke en westelijke deel van Vijfherenlanden. Door de aanleg van het Pannerdensch Kanaal kreeg het stroomgebied van de Lek in de 18de eeuw weer met hoge waterstanden en overstromingen te kampen. In 1764 wordt besloten een nieuwe bergingsboezem aan te leggen in het westelijke deel van Polder Achthoven. De Nieuwe Zederik werd gegraven en bij Sluis werd een uitwateringssluis aangelegd. De boezem werd omzoomd met molens om het water weg te malen.
Als de Zouweboezem haar aanblik uit die tijd had behouden, zou het nu net zo’n toeristische attractie zijn geweest als de boezems bij Kinderdijk. In de 19de eeuw werden in de omgeving enkele brede kanalen gegraven, waarmee de functie van de boezem overbodig werd. Het Merwedekanaal verzorgt sindsdien de afwatering van geheel Vijfherenlanden op de Linge. Alleen de polders Achthoven en Lakerveld wateren tegenwoordig nog af op de Zouweboezem, van waar het water via een openstaande schutsluis naar het Merwedekanaal kan stromen. De boezem wordt ook gebruikt om in droge perioden water aan te voeren naar de polders.

Natuurwaarden

Ondanks zijn geringe omvang springt de Zouweboezem erg in het oog: ze ligt een paar meter boven de (ingeklonken) omgeving en heeft, in tegenstelling tot de weidse graslanden van de polders, een dichte begroeiing van Riet (Phragmites australis), zeggen, struweel en wilgenbos. Dergelijke uitgestrekte rietmoerassen komen alleen voor bij nagenoeg natuurlijk fluctuerende waterpeilen. Ze zijn in ons land, door omkering of verstarring van peilen, een zeldzaam verschijnsel geworden. Onder de waterplanten en moerasplanten bevinden zich typische laagveensoorten, zoals Grote boterbloem (Ranunculus lingua), Krabbenscheer (Stratiotes aloides) en Groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris). Op kleine schaal is hier sprake van habitattype 3150 (Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden). De belangrijkste natuurwaarden van het moerasgebied moeten echter gezocht worden in de fauna.
De Grote modderkruiper heeft hier een van de grootste populaties in ons land. Onder ander in de ‘nieuwe boezem’, die in 1994 is afgegraven ten behoeve van moerasontwikkeling, zijn enorme dichtheden aan deze vissoort aangetroffen. De Zouweboezem vormt dan ook een kerngebied in het verspreidingsgebied langs de benedenrivieren.
Er zijn aanwijzingen dat de modderkruipers in de paaiperiode vanuit de omliggende poldergebieden naar de Zouweboezem migreren. De populatie van de Zouweboezem vormt een metapopulatie met dieren uit de Polders Achthoven, Bolgarijen en het Beesdsche en Lage Veld.
Naast de Grote modderkruiper zijn uit de Zouweboezem slechts weinig andere vissoorten bekend, en dan alleen in lage dichtheden. Hieronder bevindt zich het familielid Kleine modderkruiper. In de omringende polders komt de Bittervoorn voor.
Het boegbeeld van de Zouweboezem is de grote kolonie van de Purperreiger. Sinds enkele jaren is het verreweg de grootste kolonie in ons land en daarmee van geheel Noordwest-Europa. Zo werden in 2006 meer dan 170 nesten geteld, ruim een kwart van de Nederlandse populatie.
Het succes is mede te danken aan het optimaal beheer van het omringende polderland als foerageergebied voor de Purperreiger, gericht op de belangrijkste prooi van de soort, de Grote modderkruiper. Ook voor andere moerasvogels is de Zouweboezem belangrijk. Zo bevindt zich hier een kolonie zwarte sterns en broeden in het overjarig riet veel snorren. Daarnaast leven hier Blauwborst, Roerdomp en Rietzanger. In jaren met een hoge waterstand aan het begin van de zomer weerklinkt in de nachtelijke uren geregeld de zweepslag van het Porseleinhoen. Het omvangrijke moerasgebied met ondiepe waterpartijen is voor winter- en trekvogels van belang, waarbij vooral het talrijk optreden van de Krakeend in het oog springt. In de wintermaanden zijn Blauwe kiekendief en Waterpieper aanwezig.
Polder Achthoven is van belang vanwege Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum). Dit habitattype 6410 staat in heel Nederland sterk onder druk, waarbij de situatie in het veenweidegebied nog ernstiger is dan in beekdalen. Polder Achthoven is een van de weinige locaties in Laag Nederland waar mogelijkheden bestaan om dit habitattype uit te breiden. Het type komt hier voor op veenbodem, waarvan de klei is afgegraven. Kenmerkende soorten zijn Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Kleine valeriaan (Valeriana dioica) en – een enkel polletje – Blonde zegge (Carex hostiana). Opvallend is het ontbreken van Pijpenstrootje (Molinia caerulea) in de begroeiing. Op een geplagd stukje grasland is recent weer het Veenmelkviooltje (Viola persicifolia var. persicifolia) aangetroffen, dit na een afwezigheid van tientallen jaren. Veel van de oude glorie als weidevogelgebied is helaas verloren gegaan. Van de kritische soorten hebben alleen Tureluur en Grutto zich weten te handhaven.

Introductie

Bron:
Ministerie van Economische Zaken
Beschermde natuur in Nederland:
soorten en gebieden in wetgeving en beleid

De Zouweboezem is een in de 14e eeuw gegraven boezemgebied dat diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggemoerassen, wilgengrienden en elzenbroekbos. De Zouweboezem is het kleinste “Belangrijke Vogelgebied” van Nederland, met als voornaamste broedvogel de purperreiger. Voor de habitatrichtlijn is het gebied van belang vanwege de grote populatie grote modderkruiper, waarop de purperreigers foerageren. Het deel van de Polder Achthoven dat binnen de begrenzing ligt, bevat een aanzienlijke oppervlakte blauwgrasland, tegenwoordig een zeldzaam begroeiingstype in het veenweidegebied. Belangrijk broedgebied van soorten van rietmoeras (purperreiger), geïnundeerde kruidenvegetaties (porseleinhoen) en drijvende waterplanten vegetaties (zwarte stern). Van enige betekenis voor de krakeend. Deze en andere watervogels maken vooral gebruik van de beschutte open water gebieden, terwijl de rietlanden o.a. als slaapplaats voor diverse trekvogels in gebruik zijn.