Herindelingsontwerp Vijfheerenlanden

Kaart van de Vijfheerenlanden en de aangrenzende landen, uit de 16de eeuw. Deze kaart is onderdeel van de Verzameling Binnenlandse Kaarten Hingman. Deze collectie is door het Provinciaal Historisch Centrum Zuid-Holland gedigitaliseerd, ten behoeve van de website www.geschiedenisvanzuidholland.nl. De collectie wordt bewaard bij het Nationaal Archief.
Bron: In Zederik | Nieuwsberichten, update: Herindelingsadvies
tot samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik

[pdf title=”Herindelingsontwerp Vijfheerenlanden” height=”965px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/herindelingsontwerp-vijfheerenlanden/Herindelingsontwerp-Vijfheerenlanden[/pdf]

Bijlagenboek
  In het Bijlagenboek Herindelingsontwerp Vijfheerenlanden wijzen wij op onderstaande tekst. Deze tekst is te vinden in het hoofdstuk:   Opbrengsten open overleg door IPC Vijfheerenlanden | Overige partijen | 35 – Reactie Waterschap Rivierenland herindelingsprocedure Vijfheerenlanden 13-04-2016 | pagina 272 | paragraaf Natuur.

‘Nu zijn bijvoorbeeld de maatregelen in het Natura2000-gebied Zouweboezem in de gemeente Zederik afhankelijk van vaststelling beheerplan Natura2000 door de provincie Zuid Holland.
Bij wijziging van de provinciegrens kan dit consequenties hebben voor de samenwerkingsovereenkomst tenzij provincie Utrecht de afspraken overneemt.’

Cultuurhistorisch GIS: Aandachtsgebied 23 Vijfheerenlanden

cultgis-aandachtsgebied-23-vijfheerenlanden

Bron: Landschap in Nederland

Afgrenzing

De noordelijke grens wordt gevormd door de Lek, de oostelijke grens door de Diefdijk en de zuidelijke grens door de Linge. De westelijke grens bestaat uit respectievelijk het Merwedekanaal en de Oude Zederik.

Agrarische ontginningsgeschiedenis

De Vijfherenlanden vormen een overgangsgebied van het oostelijk gelegen rivierengebied en het westelijk gelegen laagveengebied. Langs de rivieren de Lek en de Linge liggen hoge zandige oeverwallen en stroomruggen. Tussen deze hogere gronden lag een laaggelegen gebied. Omstreeks het jaar 1000 waren de oeverwallen van Lek en Linge al vrij dicht bewoond, terwijl het laaggelegen midden vrijwel onbewoond bleef. Op de hogere randzones langs de rivieren concentreerde de bewoning zich in kleine nederzettingen, zoals de middeleeuwse marktstadjes Vianen, Hagestein, Everdingen en Ter Leede (het latere Leerdam). Dit waren, samen met Arkel, de plaatsen waar de vijf heren, die over dit gebied heersten en het zijn naam gaven, zetelden. Ook de nederzettingen Lexmond, Oosterwijk en Kedichem bestonden in de Middeleeuwen waarschijnlijk al. Deze nederzettingen zijn blijven bestaan, en met name Vianen en Leerdam zijn in deze eeuw sterk uitgebreid.

Naast geconcenteerde bewoning in nederzettingen vindt men op de oeverwallen eveneens verspreide bewoning langs de Lek- en Linge dijken, die waarschijnlijk in de 11e of 12e eeuw zijn opgeworpen.

Deze bewoningslinten dienden als ontginningsas, van waar uit kavels van gelijke breedte werden uitgegeven. Vaak werd een vaste kaveldiepte aangehouden, zodat de achtergrens de loop van de ontginningsas op vaste afstand volgde. Omdat de verkavelingsrichting de loop van de dijk volgt, ontstond er een karakeristieke verkaveling, waarvan de stroken soms een sterk gérend karakter had. Een goed voorbeeld van een dergelijke verkaveling is te vinden in de Polder Achthoven. Ook tussen Oosterwijk en Kedichem ligt een bijzonder verkavelingpatroon: daar draait de verkavelingsrichting opeens een kwartslag omdat de rivier de Linge daar een scherpe bocht maakt.

Het lagere midden van dit aandachtsgebied werd pas vanaf de 11e of 12e eeuw ontgonnen. De nederzettingen zijn daar wat jonger dan de nederzettingen op de oeverwallen langs de rivieren. Zo is Schoonrewoerd in de 13e eeuw gesticht op een stroomrug. Het oostelijk deel van het midden bestaat voornamelijk uit zeer regelmatige cope-ontginningen. Langs een gegraven waterloop, die een rol speelde in de afwatering en vaak ook als ontginningsas en bewoningsas diende, werd een serie kavels met een vaste breedte en diepte uitgegeven. Zo ontstond een ontginningsblok met vaste afmetingen. Deze eeuwenoude structuren zijn nog steeds duidelijk zichtbaar in de polders Heicop, Boeicop, Bolgerijen en Middelkoop. Ook direct ten westen van de Diefdijk liggen een aantal cope- ontginningen, maar deze zijn later ontstaan. De middeleeuwse ontginningsassen fungeren nog steeds als (vrij dun bevolkte) lineaire nederzettingen. De grenzen van de oorspronkelijke ontginningsblokken zijn vaak nog af te leiden uit de verkavelingsrichting, de waterlopen, de bewoningslinten en de achterkaden en zijdwenden. De achterkaden en zijdwenden waren waterkeringen, die dienden om het water uit de hoger gelegen, soms nog niet ontgonnen, gebieden te keren. De Zijkade, Achterkade, de Huibertse Kade, Donkere Kade, Bruïne Kade en de Bolgerijse Kade zijn voorbeelden van achterkaden en zijdwenden. Maar ook in het patroon van de wegen zijn de grenzen van de ontginningsblokken zichtbaar. De meeste oude wegen volgen de ontginningsas, achterkaden of zijdwenden van de ontginningsblokken. Ook komen hier tiendwegen voor.

Het westelijke middengedeelte van de Vijfherenlanden bestaat uit een minder regelmatig ontgonnen gebied. Dat komt omdat men de veenstroompjes als ontginnings- en bewoningsas benutte. De strokenverkaveling staat bij deze vorm van ontginning dan ook haaks op deze stroompjes en is wat minder regelmatig dan in de cope-ontginningen. Dit is goed te zien bij de polders Lakerveld en Leerbroek, ooit ontstaan langs respectievelijk de Lake en de Leede. Dit waren de jongste, maar nog wel middeleeuwse, ontginningen van de Vijfherenlanden. De grenzen van deze ontginningsblokken zijn wat minder duidelijk. Maar ook hier vinden we kaden (Bruininxdeelse Kade, Lichte Kade) en ook hier volgen de wegen de grenzen van de ontginningsblokken. De tiendweg tussen Lingedijk en Achterkade is, samen met de meer recente wegen, daarop een uitzondering. In de Vijfherenlanden is dit de enige tiendweg, maar dergelijke oude wegen, die tevens dienden als waterscheiding tussen polders, zijn voor het laagveengebied van Zuid-Holland zeer kenmerkend.

Oorspronkelijk werden de gegraven weteringen en kleine veenstroomjes, zoals de Zederik, Laak en de Lede, benut om overtollig binnenwater af te voeren naar de grote rivieren. Maar door inklinking van de bodem verslechterde de afwatering snel. Dat werd nog eens versterkt door het dichtslibben van de monding van de Oude Rijn bij Katwijk in de 11e en de 12e eeuw, waardoor al het Rijnwater via de Lek naar zee stroomde. In eerste instantie loste men deze problemen op door het ophogen van de akkers met modder uit de sloten. Dat is nu op sommige plaatsen nog duidelijk te zien.

In de loop van de 13e eeuw werd de wateroverlast echter zo groot, dat andere maatregelen noodzakelijk werden. Het grootste probleem was dat het rivierengebied van oost naar west afliep — en loopt — waardoor de laagst gelegen polders in het westen al het water van de hogere gronden in het oosten te verwerken kregen. Om de polders hiertegen te beschermen, begon men met de aanleg van zogenaamde dwarsdijken. Deze binnendijken lagen min of meer noord-zuid gericht, tussen de rivierdijken in. In 1277 werd de Zouwe- of Bazeldijk aangelegd en deze dijk moest het water dat uit Vijfherenlanden de Alblasserwaard instroomde, keren. Na de aanleg van deze dijk nam de wateroverlast in Vijfherenlanden uiteraard sterk toe. Om te voorkomen dat het water uit het oosten de wateroverlast nog zou versterken, legde men in 1284 de Diefdijk aan. Iets verder westelijk ligt de kade tussen Leerdam en Everdingen, die eenzelfde waterkerende functie had. De Diefdijk was in eerste instantie nog een vrij lage kade. In de loop der eeuwen is de kade steeds verder verhoogd en verzwaard. In 1587 bereikte de dijk de huidige hoogte. Voor die ophogingen groef men aan beide zijden van de dijk klei af. Via de smalle kaden, die vanaf de dijk die polder inlopen, werd de klei met kruiwagens aangevoerd. Deze weggetjes zijn nog steeds zichtbaar in het landschap. Door de kleiwinning langs de Diefdijk ontstonden daar drassige laagten. Daar en ook op andere vochtige stukken land (Autena, Bolgerijen) ontstonden de grienden. Dit zijn wilgebossen, die regelmatig gekapt werden. De wilgetakken werden gebruikt voor het maken van diverse bouwwerken en gebruiksvoorwerpen.

De Diefdijk kon het binnenwater niet altijd keren. In 1571 en 1573 brak de dijk, waardoor een groot wiel ontstond, het Wiel van Bassa of Schoonrewoerdse Wiel. Ook de Lingedijk is een aantal maal doorgebroken. De wielen, zoals het Oude Wiel en het Nieuwe Wiel en het wiel bij Oosterwijk, zijn daarvan het resultaat.

In eerste instantie had de Diefdijk dus een waterstaatkundige functie, maar in de 18e eeuw werd de Diefdijk onderdeel van de Oude Hollandsche Waterlinie. In het kader van de aanleg van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie in de 19e eeuw werden bij Everdingen en Leerdam versterkingen gebouwd. Het Fort Everdingen ligt binnen het aandachtsgebied.

Tot in de 19e eeuw heeft de afwatering van Vijfherenlanden gelopen via de Zederik, een natuurlijk watertje. De Zederik, of Oude Zederik, werd aan de westzijde begrensd door de Zouwen- en Bazeldijk van de Alblasserwaard. Vervolgens werd het overtollige water via deze waterloop afgevoerd naar de Lek of de Linge. De afwatering werd echter steeds problematischer. Daarom werd in de 18e eeuw een boezem ingericht bij Ameide, ten oosten van de Zouwendijk. Bij hoge waterstanden op de rivier werd het overtollige polderwater in eerste instantie door vijf en later zelfs door acht molens op deze boezem en vervolgens op de Lek uitgeslagen. Maar de afwatering bleef gebrekkig. De aanleg van het Zederikkanaal tussen 1823 en 1824 maakte het mogelijk de boezem aan de zuidzijde te bemalen met behulp van een stoomgemaal aan de Arkelse dam. Dit gebeurde vanaf 1826. Aan het einde van de 19e eeuw werd ook aan de noordzijde van de Oude Zederik een stoomgemaal geplaatst. De molens werden hierdoor overbodig en ze werden gesloopt.

Tussen 1883 en 1893 werd het Zederikkanaal verbreed en verdiept tot het Merwedekanaal. Dit kanaal diende ter verbetering van de scheepvaartverbinding tussen Amsterdam en Rotterdam en eveneens ter verbetering van de afwatering in de Vijfherenlanden. Ook werd er in de 19e eeuw een spoorlijn aangelegd van Dordrecht naar Elst. Vanaf de jaren ’30 zijn er auto(snel)wegen aangelegd door de Vijfherenlanden.

Literatuur

  • Borger, G.J., A. Haartsen & P. Vesters (1997), Het groene hart.
    Een Hollands cultuurlandschap. Utrecht.
  • Oerlemans, H. (1992), Landschappen in Zuid-Holland. Den Haag.

Gorinchem-Vianen, keizerlijk sinds 1811

Bron:  Walter van Zijderveld in ThemaTijdschrift jaargang 1 no. 3, Napoleon in Nederland
keizerlijke_weg_gorinchem-vianen
Een gedeelte van den dijk te Spijk bij Gorichem, na de verwoesting door de watervloed in louwmaand 1809. (Collectie: Atlas van Stolk)

[pdf title=”Gorinchem-Vianen, keizerlijk sinds 1811″ width=”100%” height=”810px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/gorinchem-vianen-keizerlijk-sinds-1811/Gorinchem-Vianen[/pdf]

Natuur- en Vogelwacht De Alblasserwaard over nieuwe gemeente Vijfheerenlanden

Bron: Brief van de Natuur- en Vogelwacht De Alblasserwaard over plannen nieuwe gemeente Vijfheerenlanden

[pdf title=”Natuur- en Vogelwacht De Alblasserwaard over nieuwe gemeente Vijfheerenlanden” height=”950px”]http://buurtvereniging-zouweboezem.nl/natuur-en-vogelwacht-de-alblasserwaard-over-nieuwe-gemeente-vijfheerenlanden/Brief-van-de-Natuur-en-Vogelwacht-De-Alblasserwaard-over-plannen-nieuwe-gemeente-Vijfheerenlanden/[/pdf]